Jakob Lorber
schrijfknecht van God
Verlangen naar de Heer, spiritualiteit voor deze tijd

Terug naar de website

Uit GJE VIII, hoofdstuk 29: het verwerven van de godgelijke levenszelfstandigheid betekent geenszins het verlies van de individualiteit en persoonlijkheid

[1] (De Heer:) ‘De mens, die met een eigen levensbewustzijn is begiftigd, houdt echter de eindeloze scheppingsruimte en het ongekend vele dat zich daarin bevindt voor stom, dood en zonder intelligentie. Dat dat voor de mens zo lijkt te zijn, heeft een wijze reden die ligt in het feit dat zijn levensbewustzijn de volle godgelijke levenszelfstandigheid moet kunnen verwerven. Daartoe is de mens, door Mijn wil, volledig afgezonderd van het algemene levensbewustzijn met zijn eindeloze en hoogste intelligentie, opdat het levensbewustzijn van de mens zich in zichzelf zal vinden en zich daardoor langs de als het ware van buitenaf geopenbaarde weg ook zelf zal ontwikkelen en bevestigen voor het eeuwige zelfstandige voort levert.
[2] Zolang een mens echter met zichzelf bezig is om zijn levenszelfstandigheid te verwerven, heeft hij er nauwelijks een vermoeden van dat hij door louter leven en de hoogste levensintelligentie omgeven is en ook wat zijn lichaam betreft daarmee doordrongen is; anders zou hij in feite helemaal niet bestaan. Wanneer hij echter volgens Gods geopenbaarde wil klaar is met zichzelf, doordat zijn innerlijke geest hem helemaal doordrongen heeft, dan treedt de hele mens ook in een vrije verbinding met het hoogste leven en de lichtende intelligentie daarvan in de algemene oneindigheid van God, zonder daarbij zijn individualiteit en persoonlijkheid te verliezen. Dan ontwaart hij om zich heen ook geen dode en stomme ruimte meer en geen dode stenen, maar dan wordt alles voor hem leven en lichte, van zichzelf bewuste intelligentie.
[3] Dat dit zo is, wordt jullie in de eerste plaats bewezen door Mijn, door jullie dikwijls beproefde alwetendheid. Hoe zou Ik immers eindeloos veel en alles kunnen weten, wanneer de ruimte tussen Mij, dat wil zeggen Mijn individueel persoonlijke wezen, en bijvoorbeeld de zon of een ander nog veel verder verwijderd object zonder leven en intelligentie zou zijn? En ten tweede wordt dat ook al bewezen door de wijsheid van heel veel mensen die zonder hun plaats te verlaten veel afweten van wat zich ergens op grote afstand bevindt en hoe en wat daarmee gebeurt of pas in de toekomst zal gebeuren.


Uit GJE X, hoofdstuk 199 : streven naar de grootste volledigheid van leven, die in de wijsheid en wil van de Heer ligt

[6] Hierop zei de opperstadsrechter: ‘Kun jij ook alles -maar vanzelfsprekend met toelating van de Heer! -wat de Heer Zelf kan?’
[7] RafaĆ«l zei: ‘Mijn beste vriend en broeder, dat was een nog wel erg menselijke vraag uit jouw mond! Wij engelen des hemels, zijn evenmin als jullie mensen op aarde geen van allen in staat uit onszelf iets tot stand te brengen; maar ik heb je al gezegd dat wij in zekere zin de vingers aan Zijn hand en de uitvoerders van Zijn wil zijn. Daardoor zijn wij, als door niets beperkte, vrije wezens, zelf een uitvloeisel van de goddelijke kracht en kunnen dan ook alles tot stand brengen wat die kracht in ons openbaart en in ons wil; en wat wij dan tot stand brengen, is dan niet ons werk, maar alleen dat van de Heer.
[8] Wij zijn weliswaar volkomen zelfstandig en eveneens in alle opzichten volkomen vrij. Maar omdat de grootste volledigheid enkel en alleen in de wijsheid en de wil van de Heer bestaat, spreekt het toch vanzelf dat niet alleen een mens, maar met name ook een engelengeest, die in feite ook maar een mens is, zich in een steeds grotere zelfstandigheid en vrijheid bevindt, naarmate hij zich meer van de wijsheid en de wil van de Heer eigen heeft gemaakt. Ik kan je daar zelfs een aards voorbeeld van geven -kijk maar:
[9] Jij bent hier een vooraanstaande opperstadsrechter en hebt niet alleen gezag over deze ene stad, maar ook nog over veertien andere steden; die macht is je door de keizer verleend, zelfs over leven en dood van mensen, geheel vrij en zonder verantwoording af te leggen; hoe heb je die aanzienlijke aardse macht eigenlijk verkregen?
[10] Kijk, ik zal het je uitleggen. Door je rechtenstudies heb je er bij de strenge examens in Rome duidelijk blijk van gegeven dat je je de wil van de keizer, die je door de wetten nauwkeurig hebt leren kennen, zodanig eigen hebt gemaakt dat je je eigen wil volkomen ondergeschikt hebt gemaakt aan de wil van de keizer, waardoor je dan ook een geheel nieuw mens bent geworden, die je bij het begin van je studie niet was. Omdat je dus de wet van de keizer diep hebt ingeprent, en dus ook zijn wil, zodat jouw oude, schijnbaar vrije wil door de nieuwe keizerlijke wil in jezelf met onlosmakelijke boeien en ketenen is gebonden, heb je daarbij niet alleen niets verloren, maar alleen maar buitengewoon veel gewonnen; want met jouw eigen, oude wil zou je voor altijd een slaaf van de keizerlijke wil gebleven zijn. Maar omdat je de keizerlijke wil tot de jouwe hebt gemaakt, ben je daardoor zelf helemaal vrij geworden, kun je doen wat je wilt en ben je niemand verantwoording schuldig; en als iemand zich niet naar jouw wil zou willen voegen, dan heb je vanwege de keizer het ius gladii* (* Latijn voor: Zwaardrecht, ofwel het recht over leven en dood.) in de hand en kun je de weerspannigen door de macht en het gezag van de keizer tot gehoorzaamheid dwingen.
[11] En kijk, hoe meer je ernaar streeft om de wil van de keizer zo nauwkeurig mogelijk te vervullen -waarvan de keizer binnen zeer korte tijd in kennis gesteld kan worden -een des te hoger en qua invloedssfeer veel uitgestrekter ambt zal je door de keizer geschonken worden, waarin je nog veel vrijer zult kunnen handelen dan nu; en zo kun je je voortdurend steeds verder omhoogwerken, zodat je tenslotte zelf naar het hof van de keizer wordt gehaald en van daaruit beveelt en handelt, alsof je al bijna de keizer zelf was. Vraag jezelf nu eens af hoe je die hoge macht verkregen hebt -en het antwoord in jezelf zal onmogelijk een ander kunnen zijn dan: ‘Ik heb mijn oude menselijke wil zozeer geheel en al verloochend, dat daar niets anders van over is gebleven dan alleen, dat ik mij door die oude wil er heel ijverig op toe heb gelegd mij de wil van de keizer volkomen eigen te maken.’
[12] En kijk, precies zo vergaat het ons, volmaakte engelengeesten! Wij hebben ook onze eigen, volkomen vrije wil; maar die is desondanks oneindig veel beperkter dan de volkomen vrije wil van de Heer Zelf.
[13] En hoe meer we ons eigen maken van de wil van de Heer, alsof het onze eigen wil zelf was, des te meer vrije macht, kracht en gezag wordt ons dan volkomen eigen, en wij kunnen dan ook alles bewerkstelligen en voortbrengen wat de Heer Zelf tot stand brengt en voort kan brengen.
[14] Maar nu zul je zelf ook inzien dat niet wij het zijn, die dat kunnen, maar alleen de Heer in en door ons.

Terug naar de website